Kijk eens goed naar dit meisje. Misschien dat ze er wat stijfjes bij zit, zo kaarsrecht op haar stoel en met de armen keurig over elkaar heen, maar zie je die glimlach? Die is van iemand die van het leven wil genieten. Toch leefde zij in een tijd waarin anderen haar dat geluk niet gunden. Omdat Anne Frank, zoals dit meisje heette, joods was.
Geboren werd zij op 12 juni 1929.
Anne's wieg stond in Duitsland. Daar kwamen in die jaren de nazi's aan de macht. Hun leider moest niets van joden hebben. Van alle dingen die fout gingen, gaf hij hen de schuld. Maar wat konden de joden eraan doen dat er in het land armoede heerste? Of dat veel Duitsers geen baan hadden?
Toch zouden de joden voor die narigheid hebben gezorgd. Ook werd er gezegd dat zij "mindere mensen" waren, of untermenschen, die lang niet zo veel waard waren als de andere Duitsers. Na een tijdje werden de joden opgepakt, gevangen gezet en zelfs ... vermoord.
Eerst lukte het Anne Frank nog om uit de greep van de nazi’s te blijven. Toen die het voor het zeggen kregen, vluchtte zij met haar familie naar Nederland. Daar voelden zij zich veilig. In Amsterdam vonden zij een woning aan het Merwedeplein 37, op de tweede etage. Ruim genoeg was die voor Anne, haar ouders en zus Margot.
Over wat er ver weg in Duitsland met de joden gebeurde, kreeg Anne weinig te horen. Nieuwsgierig was zij wel, van alles wilde zij wat weten, maar hiervan zou zij alleen maar ongerust worden. Daarom praatten haar vader en moeder er haast niet over als zij erbij was. Zij wilden dat hun dochter gelukkig was. Lekker buiten speelde en het fijn had op school. Met Anne kon je in die tijd veel plezier hebben. Zich zorgen maken, deed ze niet.
Toen werd het 10 mei 1940.
Als dieven in de nacht vielen de nazi's ons land binnen. In vijf dagen hadden zij het Nederlandse leger op de knieƫn. Trots reden ze Amsterdam binnen. Vanaf dat moment waren de joden ook hier niet meer veilig.
Al snel bleek wat de nazi’s met de joden van plan waren.
Eerst begonnen ze hen te treiteren. Door hen alle dingen, die het leven prettig maakten, te verbieden. Ook moesten hun kinderen naar scholen waarop alleen joden zaten. En werd er geëist dat zij een gele Davidsster gingen dragen zodat iedereen kon zien dat zij joods waren.
Maar de nazi’s gingen verder. Steeds vaker werden joden opgepakt. Of ze kregen thuis een brief waarin stond dat zij naar Duitsland moesten om daar te werken; je kon wel nagaan waartoe dat "werken" zou leiden. Toen ook Anne’s zus zo’n brief kreeg, nam hun vader een goede beslissing.
Vaak had Otto Frank nagedacht wat hij zou doen als zijn gezin in gevaar zou komen. Stiekem had hij achter zijn kantoor, dat lag aan een gracht in Amsterdam, wat kamers ingericht. Daar konden de Franks zich verstoppen voor de nazi’s. De deur die naar "het achterhuis" leidde, zat verborgen achter een grote kast. De ramen waren afgeschermd, zodat je niet naar binnen kon kijken.
Op 6 juli 1942 ging Anne met haar familie naar "het achterhuis".
Om onderweg niet op te vallen, konden ze maar weinig spullen mee nemen. Niet meer dan een rugzakje en een tas had Anne die ochtend bij zich. Alle kleren die zij aan kon trekken, droeg zij over elkaar heen. Maar haar zwarte katje, van wie zij zo veel hield, moest zij achterlaten op het Merwedeplein.
Ook kon zij geen afscheid nemen van haar vriendinnen. Niemand mocht weten waar Anne en haar familie naar toe gingen. Iedereen moest denken dat ze naar het buitenland waren gevlucht. Veel mensen geloofden dat ook.
Voor een meisje dat net 13 jaar was geworden, was het niet gemakkelijk om onder te duiken. Overdag moest zij muisstil zijn, want beneden -in papa’s kantoor- waren mensen aan het werk en kwam er bezoek over de vloer. Ook moest zij haar smalle kamer delen met een meneer. Behalve de Franks hielden zich in "het achterhuis" nog een paar mensen verborgen. Van hen was Anne de allerjongste.
Niet begrepen door de mensen die ouder waren dan zij; zo voelde Anne zich vaak. Gelukkig had ze van thuis haar dagboek meegenomen. Bijna elke dag schreef ze er wat in. Over wat ze dacht en meemaakte. Dat deed ze aan een iemand die zij zelf had verzonnen en die ze "Lieve Kitty" noemde.
Aan haar schreef Anne dat zij niet begreep waarom er oorlog was. Dat zij zich zorgen maakte over wat er zich buiten afspeelde. Maar ook dat zij, ondanks alles, bleef geloven in de "innerlijke goedheid van de mensen". Dat was voor een meisje, dat gehaat werd omdat ze joods was, heel bijzonder.
Meer dan twee jaar hielden de onderduikers zich in "het achterhuis" verborgen. Soms waren er spanningen, omdat ze veel te dicht op elkaar zaten. Toch waren ze dankbaar dat de nazi’s hen niet te pakken kregen. Ook waren ze blij met de mensen die voor hen zorgden. Die kenden de schuilplaats en kwamen eten brengen of andere dingen die nodig waren. Alleen zij wisten hoe je bij de onderduikers kon komen.
Maar op 4 augustus 1944 ging het fout.
In de ochtend kwam er een auto voorrijden. Daaruit sprongen wat nazi’s die bijna meteen naar "het achterhuis" doorliepen. De kast werd opzij geschoven. Zware laarzen gingen de trap naar boven op. Daar vonden zij de onderduikers; ze waren verraden.
Als verdoofd lieten zij zich afvoeren. Eén van de officieren, die op zoek was naar dure spullen, keerde nog een tas om. Niets kostbaars viel eruit, dacht hij, alleen een dagboekje en wat andere volgeschreven blaadjes. Die waren allemaal van Anne Frank. Verspreid lagen ze over de vloer.
Amsterdam, Westerbork, en wat daarna volgde was een lange reis naar het kamp Auschwitz. Opeen gepakt, in veewagons waardoor haast geen licht naar binnen viel, legden de onderduikers dezelfde weg af die ontelbaar veel andere, opgepakte joden moesten gaan.
Bij aankomst in Auschwitz werden al die mensen uit elkaar gehaald. Wie nog sterk genoeg was, werd aan het werk gezet. Maar kleine kinderen, zwakkeren en bejaarden -alle mensen die de nazi’s nutteloos vonden- werden vermoord.
Anne had geluk, voor even dan. Ze hoefde nog niet dood. Maar het leven dat zij leidde, was afschuwelijk. Eerst werd zij van haar vader gescheiden, wat later van haar moeder. Daarna ging zij met haar zus op transport naar het kamp Bergen-Belsen, ergens op de heide, waar het guur was en de wind door de tenten blies. Van een vrolijk, levenslustig meisje veranderde Anne in een bloem waarvan de knop was gebroken.
Ze had het koud.
Ze had honger.
Ze werd ziek.
Tenslotte stierf Anneliese Marie Frank in de winter van 1945.
Nog maar 15 jaar was zij.
Een paar dagen eerder had haar zus Margot de strijd al opgegeven. Hun lichamen verdwenen in een diepe kuil. Niemand weet waar de meisjes liggen; Anne en Margot kregen geen eigen graf. Net zoals de 6 miljoen andere joden die door de nazi’s werden omgebracht. Onder hen waren vele kinderen.
Wat van Anne is gebleven, is haar dagboek. Toen de nazi’s "het achterhuis" verlieten, zagen de mensen die de onderduikers hadden geholpen het op de grond liggen. Later gaven ze het aan Anne’s vader. Alleen hij had de kampen overleefd. Na lang aarzelen besloot Otto Frank de teksten van zijn dochter uit te geven. Ook omdat zij dat graag had gewild.
De hele wereld vond haar dagboek mooi en bijzonder. Het werd vertaald. Ook werden er toneelstukken en films van gemaakt.
Het is nu meer dan zeventig jaar na de 2de wereldoorlog.
De nazi’s zijn weg, we hebben onze vrijheid terug. Toch moeten we blijven opletten. Waakzaam blijven. Nog steeds zijn er mensen die anderen hun geluk niet gunnen. Die aan hen een hekel hebben omdat ze een ander geloof hebben. Komen uit een cultuur waarvan zij niets moeten hebben. Of er anders uitzien en anders doen dan zijzelf.
Als we niet oppassen, kan hetzelfde gebeuren als wat Anne Frank is aangedaan. Een kind nog dat op een oude foto de toekomst toelachte, dromen had en idealen, maar dat niet verder mocht leven.
Omdat ze joods was.
Om niets anders.