Links  |  Gastenboek  |  Contact

"Wat Anne heeft geschreven is voor altijd"

- Merel Laseur -


Zelf is ze het boekje al jarenlang kwijt. Uitgeleend heeft ze het en niet meer teruggekregen. Toch weet Merel Laseur nog hoe ze het omstreeks 1947 in handen kreeg. Opeens lag het in de brievenbus van het huis aan het Merwedeplein waarin zij woonde toen ze nog jong was. Al snel begreep ze dat het om de allereerste druk van het dagboek van Anne Frank ging.

"Toen ik het open deed, zag ik dat iemand er een boodschap in had gezet", vertelt ze; "Die woorden waren alleen voor mij bestemd. Er stond zoiets als ‘voor Anne’s buurtgenootje’ of iets wat daarop leek. Moet haar vader voor mij hebben opgeschreven. Misschien is hij na de oorlog met het boekje het plein rondgegaan en heeft het bij iedereen die zijn dochter een beetje had gekend in de bus gedaan. Zodat we konden lezen wat voor bijzonders zij ons had nagelaten."

Nog steeds vindt Laseur het jammer dat het boekje, met daarin Otto Frank’s boodschap, niet meer in haar bezit is. Nu heeft zij niets meer dat er op wijst dat Anne en zij lang geleden dichtbij elkaar woonden; zelfs een scherpe, gedetailleerde herinnering aan het joodse meisje, dat een portiek verderop woonde, ontbreekt bij de 73-jarige Amsterdamse.

"Vergeet niet dat ik vijf jaar jonger was als Anne. Dat maakt voor kinderen op die leeftijd een heel verschil. Dan ga je niet zo snel met elkaar om. Misschien dat we wel eens samen touwtje sprongen. En pas vertelde iemand dat Anne het wel eens over mij en mijn zusje had als ze ons zag buiten spelen. Maar ik zeg liever dat ik haar niet heb gekend, dan dat ik dat wel doe, anders is het net alsof ik er iets aan wil ontlenen."

Of ze elkaar kenden of niet, vele jaren woonden ze zowat zij aan zij: Anne Frank en Merel Laseur. De één, op de vlucht voor de nazi’s, terechtgekomen op het Merwedeplein en de ander hier geboren als dochter van wat later een bekende actrice zou worden.

Merel's moeder was een bekende actrice

Al in die dertiger jaren maakte haar moeder furore. Elke avond stond Mary Dresselhuys op de planken in vooral grappige stukken die haar tenslotte de naam "Koningin van de Komedie" bezorgden. Nog maar net was het plein volgebouwd of zij huurde er een woning voor een handjevol guldens in de maand. Eerst aan de overkant, maar in 1936 maakte zij met haar tweede echtgenoot Cees Laseur en kindje Merel de oversteek naar een huis gelegen aan de oneven zijde. Daar kon zij een dakterras krijgen dat ’s zomers baadde in het zonlicht.

"Dat terras heeft mijn moeder in de kortste keren omgetoverd in een tuintje, afgebakend met bloembakken. Op luchtfoto’s uit die tijd is dat goed te zien. Waar de zolders zaten, hadden alle woningen zo’n platje -ook Anne schijnt er vaak te hebben gezeten- maar alleen bij ons was het veranderd in een soort groene oase."

Met mama op het dakterras (circa 1937)

Fijn moeten Merel’s jeugdjaren zijn geweest. Behalve in mama’s daktuintje, was zij vaak op het plein beneden te vinden. Net zoals de andere kinderen die hier woonden. Auto’s waren er amper; hooguit een paar stonden er langs de stoeprand geparkeerd, maar verder was dit het domein van de jeugd.

"Was je ’s avonds klaar met eten, dan vroeg je ‘mag ik nog even buiten spelen’ en dan rende je het portiek af. Maar onderaan had je eerst nog een stenen buitentrapje. Daarvan pakte je de leuning vast, je zette je af en sprong er in een keer overheen; dan hoefde je niet al die treedjes te lopen en was je sneller waar je wezen wilde."

"Ik had een autoped en als ik aan het steppen was, deed mijn moeder of ons kindermeisje het raam open. ‘Andere been’, riepen ze dan; ‘Gebruik ook je andere been’. Want als je niet oppaste, zou je door dat gestep een kort en een lang been krijgen."

"Toen had je nog van die gure winters en als er sneeuw lag dan gingen we sleetje rijden", gaat Laseur verder; "M’n moeder kwam soms ook naar buiten en trok mij dan voort."

"Verder knikkerde of hinkelde je. En als het voorjaar werd, tegen de tijd dat onze kniekousen in de kast gingen en we weer sokjes aan mochten, haalden we ijsjes in een winkel verderop. Hing een beetje af van het seizoen, de ene keer deed je dit, de andere keer dat."

Merwedeplein voor de oorlog (©Gemeentearchief Amsterdam)

Dat er in die dagen in de buurt ook veel joodse kinderen woonden, drong niet echt door tot de jonge Merel. Voor haar was iedereen gelijk, zij kon nog geen onderscheid maken tussen wie dan ook. Toen de oorlog uitbrak, bleek dat anderen dat wel deden. Opeens zag zij dat op jassen en kleding een gele ster was vastgenaaid.

"Dan vroeg ik aan m’n moeder wat dat betekende", weet zij nog; "Die legde dat zo uit dat je het als kind begreep. Maar wat die mensen die zo’n ster droegen te wachten stond, liet zij in het midden. Voor dat naars probeerde zij mij en m’n zusje, dat later is geboren, af te schermen.

Eens was er een razzia op het plein en toen werden wij bij de ramen weg gehouden. We mochten niet naar buiten kijken. Ergens vonden we dat wel spannend, maar -zo klein als je was- begreep je dat daar beneden iets afschuwelijks aan de gang was."

Al pratend komen meer herinneringen aan de duitse bezetting boven. "Voor mijn ouders moeten die jaren veel meer zorgen met zich mee hebben gebracht dan voor een kind zoals ik. Soms werd er aangebeld en dan kwam iemand wat dure spullen brengen. Juwelen of schilderijen. Die werden dan in onze woning verborgen; ik denk omdat dat joden waren die gingen onderduiken of met de nazi’s mee moesten. Mijn ouders moesten dat dan voor hen bewaren, voor later als zij weer terug zouden komen. Maar weinigen kwamen terug. Het woordje "weggehaald" hoorde je vaak in die dagen, ‘die en die is weggehaald’. Dat weet ik nog zo goed; dat woord had een nare klank."

Pas na de oorlog werd stukje bij beetje duidelijk wat de joden allemaal was aangedaan. Door het in druk verschenen dagboek, dat Otto Frank haar had gegeven, kwam Merel Laseur ook aan de weet wat er met haar buurtgenootje was gebeurd. Vanaf het moment, dat zij het boek opensloeg, raakte zij in de ban van Anne’s verhaal.

"Toen ik het kreeg, had ik dezelfde leeftijd als zij toen ze moest onderduiken. Wat ze schreef, kon ik zo goed invoelen ... het raakte mij enorm. Ik ben blij dat ze ons dit heeft nagelaten, als iets tastbaars, iets dat nooit verloren gaat. Herinneringen aan haar, zoals de mijne, vervagen en raak je kwijt, maar wat zij heeft geschreven is voor altijd."

Top